Heeft een multi-vendor strategie voor het WAN voordelen?
Het is een wijdverbreid idee dat het met name voordelen heeft om één enkele leverancier te hebben voor je netwerk. De automatiseringsgids doet in haar nummer van 12 april 2012 nog maar eens een poging dit idee te ontkrachten. Dit in lijn met eerdere onderzoeken door HP en Gartner uit 2010. De argumentatie is niet nieuw en niet belangeloos (want gesponsord door [[HP]], de grootste concurrent van de ‘de facto’ leverancier van netwerken: [[Cisco]]). Maar toch, de argumenten snijden hout en zijn nog steeds actueel.
Het onderzoek van HP/Gartner en het artikel van Automatiseringsgids richten zich alleen op het ‘campus’-netwerk. Het ‘[[WAN]] blijft buiten beeld. De commerciële en technische aspecten van het WAN verschillen natuurlijk van die van het campus-netwerk. Toch is het interessant om te zien in hoeverre de argumenten ook opgaan bij het WAN.
De zes mythes over de kosten van het LAN
Automatiseringsgids formuleert de mythes aan de hand van de volgende stellingen:
Specialisten met Cisco-certificaten zijn nog wel te vinden, maar daarbuiten is expertise schaars
De praktijk leert dat het niet meer dan een dag of drie tot vijf kost om Cisco-specialisten te scholen in de producten van andere leveranciers. Een eenmalige verhoging van het personeelsbudget van 1 procent volstaat voor die klus. Grootste probleem is wellicht dat je de Cisco-specialisten ervan moet overtuigen dat vaardigheden verworven op andere platforms hun waarde op de arbeidsmarkt verhoogt.
Inschakeling van een tweede leverancier verhoogt de behoefte aan netwerkspecialisten disproportioneel
Onderzoek onder klanten van Gartner met meer dan één leverancier van netwerkcomponenten levert daar geen aanwijzingen voor. De uitgaven aan netwerkbeheerders en ander netwerkpersoneel lagen bij bedrijven met meer dan één leverancier niet hoger dan bij ‘single vendor shops’.
Producten van verschillende leveranciers werken niet goed samen
De verschillen tussen apparatuur van verschillende leveranciers hoeven in de praktijk geen problemen op te leveren, leert de inventarisatie onder Gartner-klanten, als men daar verstandig mee omgaat. Verstandig omgaan betekent zoveel mogelijk vasthouden aan standaarden, beperken van het aantal koppelpunten en het werken met goed afgebakende bouwblokken
Toevoegen van een tweede apparatuurlijn verhoogt de complexiteit disproportioneel
In de praktijk blijkt dat precies omgekeerd te werken. Het toevoegen van een tweede apparatuurlijn brengt organisaties ertoe sterker te standaardiseren. Ondervraagde organisaties met apparatuur van meerdere leveranciers bleken gemiddeld een meer consistente set apparatuurconfiguraties te hanteren en minder verschillende varianten van besturingssystemen te draaien.
Een tweede leverancier betekent een extra set netwerkbeheertools
In de praktijk valt dat ontzettend mee. De meeste organisaties gebruiken al beheertools die leveranciersonafhankelijk zijn; toevoegen van apparatuur van een tweede leverancier heeft dan nauwelijks effect. Veel leveranciers bieden ook geen eigen beheertools aan voor het beheer van hun apparatuur, maar een generiek tool. De behoefte aan specifieke tools per platform blijft daardoor uitermate beperkt.
Loyaliteit aan de bestaande leverancier wordt beloond met betere deals
In de praktijk is het omgekeerde het geval. Een leverancier die zeker is van zijn klandizie, heeft eigenlijk geen stimulans om kortingen aan te bieden. Dat laatste punt laat zich mooi illustreren aan de hand van prijsontwikkeling van verschillende producten. Tussen 2002 en 2010 werden laptops bijvoorbeeld zo’n 60 procent goedkoper en servers zo’n 40 procent, terwijl de specificaties dramatisch verbeterden. De netwerkapparatuur van Cisco werd in die jaren zeker ook verbeterd, maar de catalogusprijzen van bijvoorbeeld de Catalyst 3750- en 6500-series bleven al die jaren constant. Dat betekent niet dat er niet over de catalogusprijs te praten viel. Maar dat gebeurde natuurlijk alleen wel wanneer de koper Cisco daarvoor een reden gaf. Concurrerende biedingen inwachten is alleen om die reden al verstandig. Laten weten dat je concurrerende biedingen inwacht, kan veel van de prijs afschaven. De grootste winst die Gartner in zijn klantenbestand tegenkwam was 80 procent – een bedrag van 4 miljoen dollar. Het inwachten van meerdere offertes voor gigabit-switches bracht Cisco namelijk tot een functioneel even goed, maar veel goedkoper tegenvoorstel op basis van een 10/100 megabit-oplossing. Dat was een uitzonderlijk geval, maar besparingen van 30 tot 35 procent op de investeringskosten zijn zeer wel haalbaar. Dan spreek je – afhankelijk van de bedrijfsomvang – toch al snel over tienduizenden, soms honderdduizenden euro’s.
Welke argumenten gelden er voor het WAN?
Een groot verschil tussen de kosten van de LAN- en de WAN-omgeving is de wijze van verrekening. Waar een bedrijf meestal zelf investeert in de apparatuur voor het LAN, wordt een WAN (IP-VPN) in 9 van de 10 gevallen als dienst afgenomen van een [[provider]]. Het WAN wordt zeg maar ‘geleased’ op basis van een langlopende overeenkomst en een SLA, waaraan een maandelijks prijs is verbonden.
Dit heeft direct gevolgen voor de relevantie van een aantal argumenten:
- Eigen (Cisco-) specialisten heb je niet nodig voor het WAN; het specialisme zit bij de serviceprovider. Zowel het eerste als het tweede “issue” zijn dus irrelevant.
- Producten of in dit geval netwerkdiensten zouden niet goed samenwerken. Dit punt is wel relevant, maar gezien het “open” karakter van alles wat met internet (IP) en ethernet te maken heeft, geen substantieel probleem. Het koppelen van MPLS-netwerken is mogelijk en gebeurt op internationale schaal regelmatig.
- Twee netwerken van twee verschillende leveranciers verhoogt de complexiteit per definitie. Maar als dit op een logisch manier gebeurt, passend bij de architectuur van het netwerk hoeft dit geen struikelblok. Veel IP-VPN’s bestaan al uit ‘gescheiden’ onderdelen.
- Netwerkbeheertools in de WAN-omgeving bestaan uit een ‘portal’ van de provider en eventueel eigen tools. Hier geldt de identieke redenatie als bij het LAN. Het is in de praktijk dus ook geen probleem.
- Loyaliteit zou moeten leiden tot korting. Een punt waar iedereen het qua principe volledig mee eens is. In de praktijk is dit principe niet terug te vinden. Geen enkele provider biedt ‘loyaliteitskorting’; niet expliciet en ook niet impliciet. Ondanks lapmiddelen als een marktconformiteitclausule blijft een contractverlenging eenrichtingsverkeer. De prijzen worden gedicteerd. De provider weet immers heel goed dat overstappen naar een andere netwerkleverancier (veel) geld kost en grote operationele inspanning is.
- Een ander argument is Volume; een groter netwerk zou moeten leiden tot meer korting. Dit argument snijdt hout, tot op zekere hoogte. Het is voor een provider mogelijk betere afspraken te maken, wanneer het omzetvolume groter wordt. Of het volume-voordeel opweegt tegen het concurrentie-nadeel is alleen proefondervindelijk vast te stellen. Het volume-voordeel is eindig; een provider kan niet onder zijn (variabele) kostprijs diensten leveren. Het omslagpunt voor een provider, waar de vast kosten in het niet vallen bij de variabele kosten, zal eerder in de buurt van € 100.000 dan bij € 10.000 per jaar liggen. Aangezien de jaarlijkse kosten van een ‘corporate netwerk’ kunnen oplopen tot tonnen, en miljoenen per jaar, is dit geen theoretische kwestie.
Single-vendor strategie voor het WAN zeker niet de enige optie
Wat voor het LAN geldt, geldt feitelijk nog sterker voor het WAN. Een multi-vendor strategie is reëel en mag niet ontbreken in de sourcing-strategie van grotere corporate netwerken. Voor wereldomvattende netwerken is multi-vendor oplossing vaak onvermijdelijk. Voor grote, meer lokaal of regionaal -lees resp. nationaal of continent- georiënteerde netwerken kunnen commerciële voordelen doorslaggevend zijn.
Nu IP-VPN gebaseerd netwerken na 10-15 jaar als ‘commodity’ beschikbaar zijn, wordt het tijd voor bedrijven om hun sourcing-strategie voor de komende jaren daarop af te stemmen.
bronnen: Automatiseringgids, Gartner, HP
Comments ( 0 )